Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

Со всех языков на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Нидерландский

de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

Толкование Перевод

1 de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

the dogs bounded down the hill

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af
2 sprong

sprong

1 [handeling; ruimte die men overspringt] leap ⇒ jump, vault 〈met stok/handensteun〉

2 [verandering] leap; 〈 figuurlijk〉 jump

♦voorbeelden:

1   een sprong met aanloop/van de plaats • a running/standing jump

     de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af • the dogs bounded down the hill

     een grote/kleine sprong • a large/small jump/leap

     een klein sprongetje • a skip/hop

     dit nummer heeft een enorme sprong gemaakt op de hitparade • this number has leapt up the hit parade

     hij maakte een sprong in de lucht van blijdschap • he jumped for joy

     〈 figuurlijk〉 de sprong wagen • take the plunge

2   de Grote Sprong Voorwaarts • the Great Leap Forward

     de prijzen gingen met sprongen omhoog • prices leapt/soared

     hij gaat met sprongen vooruit • he's coming along by leaps and bounds

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > sprong
3 bound

adj. zeker; samengaand; verbonden
--------
n. grens
--------
v. binden; verplichten; zich houden aan

bound¹

[ baund] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 voornamelijk meervoud〉 grens ⇒ 〈 wiskunde〉 limiet

2 sprong

3 stuit ⇒ terugsprong 〈 van bal〉

♦voorbeelden:

1   his anger knew no bounds • zijn woede ging alle perken te buiten

     out of bounds • verboden terrein, taboe 〈 ook figuurlijk〉

2   at a/one bound • met één sprong

¶ keep within the bounds of reason • redelijk blijven

————————

bound²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 〈 boekwezen〉 gebonden

2 〈 scheikunde〉 gebonden ⇒ verbonden

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 gebonden ⇒ vast

2 zeker

3 verplicht

4 vastbesloten

5 op weg ⇒ onderweg

♦voorbeelden:

1   he's bound to his job • hij zit vast aan zijn werk

     she's completely bound up in her research • ze gaat helemaal op in haar onderzoek

     our future is bound up with that of the EEC • onze toekomst is nauw verbonden met die van de EEG

2   he's bound to pass his exam • hij haalt zijn examen beslist

     I'll be bound • daar sta ik voor in, daar ben ik zeker van

3   I feel bound to warn you • ik voel me verplicht je te waarschuwen

4   bound and determined to try it • vastbesloten het te proberen

5   this train is bound for Poland • deze trein gaat naar Polen

————————

bound³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 springen

2 stuit(er)en ⇒ terugkaatsen

♦voorbeelden:

1   the dogs bounded down the hill • de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 begrenzen ⇒ de grens vormen, beperken

♦voorbeelden:

1   Belgium is bounded on the South by France • België grenst in het Zuiden aan Frankrijk

English-Dutch dictionary > bound
4 the dogs bounded down the hill

the dogs bounded down the hill

de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

English-Dutch dictionary > the dogs bounded down the hill

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

de honden kwamen met grote sprongen de heuvel af

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: